Zoeken door alles

 

Stamboomonderzoek, ook wel genealogie genoemd, is het onderzoek naar voorouders. Genealogie is de afgelopen vijftig jaar een populaire hobby geworden. Oud en jong ondernemen de zoektocht naar de wortels van het eigen bestaan.

 

De herkomst van stamboomonderzoek

In het verleden werd de genealogie voornamelijk beoefend om te bewijzen dat iemand van hoge afkomst was. Dat was soms nodig om in aanmerking te komen voor een bepaalde functie. Het onderzoek werd ook gedaan bij erfenissen en boedelscheidingen waarbij de erfgenamen niet allemaal bekend waren of als er onenigheid bestond over de erfenis. Zo’n erfenis kon natuurlijk naast een huis en goederen ook een titel of een stuk land omvatten. Hierbij was er wel eens onenigheid. Stamboomonderzoek bood dan uitkomst. Uiteraard werden er ook wel eens stambomen vervalst om in aanmerking te komen voor een erfenis, een titel of een stuk land.

 

Tegenwoordig gebeurt het nog wel eens dat een archiefdienst wordt gevraagd stamboomonderzoek te doen voor de afhandeling van een erfenis of in het kader van een onderzoek naar erfelijke ziekten. Maar in de meeste gevallen wordt stamboomonderzoek toch als hobby door duizenden liefhebbers beoefend.

 

Zelf onderzoek doen

Via de onderstaande links is achtergrondinformatie te vinden over hoe genealogisch onderzoek moet plaatsvinden, waar u op moet letten en hoe u bepaalde moeilijkheden kunt oplossen. Er wordt hierbij aandacht besteed aan de methodiek van het stamboomonderzoek en een aantal van onze bronnen zoals de burgerlijke stand, de bevolkingsregisters en de doop-, trouw- en begraafboeken van de kerkelijke archieven. Ook proberen we een beeld te geven van de online mogelijkheden bij het doen van onderzoek naar genealogische gegevens.

 

Er zijn een aantal soorten stamboomonderzoek. Zo kan men alleen de daadwerkelijke familienaam volgen. Ook kunnen alleen de mannelijke naamdragers of alle aangetrouwden bij het onderzoek betrokken worden. Al die verschillende vormen van stamboomonderzoek hebben een naam. Hieronder staan de meest voorkomende soorten.

 

Stamboom: De term stamboomonderzoek is eigenlijk misleidend, omdat een stamboom slechts één bepaalde vorm is. Een stamboom wordt gevormd door alle afstammelingen in mannelijke lijn van één bepaald echtpaar. Vanuit dat stamoudergezin wordt alleen van elke zoon het gezin samengesteld. Dochters worden genoemd en ook de gegevens omtrent hun huwelijk worden vermeld, maar hun kinderen worden niet in de stamboom opgenomen. Stamboomonderzoek wordt ook wel genealogie genoemd.

 

Stamreeks: Een stamreeks geeft de rechtstreekse afstammeling weer tussen twee personen zonder uitwerking van alle gezinnen daartussen in. Het is een snelle manier om te achterhalen waar een familienaam vandaan komt. Om met een stamboom te kunnen beginnen moet eerst de stamreeks gemaakt worden, zodat de onderzoeker weet van welk stamgezin hij moet uitgaan.

 

Kwartierstaat: In een kwartierstaat worden vanuit één persoon, de probant, alle ouders opgesomd, zowel in mannelijke als in vrouwelijke lijn. Als probant neemt de onderzoeker vaak zichzelf of zijn kinderen. Alle personen in een kwartierstaat dragen een vast nummer. De probant is altijd nummer één, zijn vader is nummer twee en zijn moeder is nummer drie. De vader van de vader (opa aan vaderskant) is nummer vier en diens vrouw (oma aan vaderskant) draagt nummer vijf. Enzovoort. Door het gebruik van deze nummering zit er een vaste structuur in de kwartierstaat. Zo krijgt de vader van iedere persoon een nummer dat twee keer het nummer van de persoon zelf is. Vrouwen dragen altijd een oneven nummer. De echtgenote is altijd het nummer van de echtgenoot plus één. Zo is nummer 117 een vrouw, haar vader is nummer 234. Haar kind is in de kwartierstaat nummer 58, (117 min 1 gedeeld door 2). Gezien het nummer 58 is dat kind een zoon. Deze nummering is standaard en wordt wereldwijd gebruikt.


Parenteel: Een parenteel is een stamboom waarbij ook van de dochters de gezinnen en verdere nazaten worden uitgewerkt. In een parenteel komen dus veel verschillende familienamen voor.

 

Reeds uitgevoerd onderzoek

Er is een redelijke kans dat er over uw voorouders door andere onderzoekers al iets geschreven is of dat er al onderzoek naar is gedaan. Wanneer over een Nederlandse familie iets is gepubliceerd, vindt u dat in één van de delen van het Genealogisch Repertorium van E.A. van Beresteyn (E.A. van Beresteyn, Genealogisch Repertorium. Den Haag 1972-2001). In deze boeken, die sinds 1972 verschijnen, staan verwijzingen naar alle gedrukte genealogieën of fragmenten van stambomen die in Nederland verschenen zijn. Voor Limburgse families kunt u ook het systematische en alfabetische kaartsysteem van de afdeling Documentatie Limburg van de Stadsbibliotheek Maastricht raadplegen. De Stadsbibliotheek Maastricht is gevestigd in het Centre Céramique

 

Hoe start je met stamboomonderzoek?

Onderzoek in de periode omstreeks 1930 tot heden

Stamboomonderzoek begint altijd in de eigen papieren. In verband met wetten en regels rond privacy zijn de akten van de burgerlijke stand pas na lange tijd openbaar. Overlijdensakten na 50 jaar, huwelijksakten na 75 jaar en geboorteakten zelfs pas na 100 jaar. Deze eerste periode moet u dus zelf overbruggen. Meestal zijn een trouwboekje of andere familiepapieren al voldoende. Daarnaast kan navraag worden gedaan bij oudere familieleden. Zij weten vaak meer dan u denkt.

 

Voordat u een bezoek brengt aan het archief is het goed het volgende te doen: probeer een huwelijk van vóór 1930 te achterhalen of een overlijden van vóór 1960 of een geboorte van vóór 1910. Als u één of meer van deze gegevens in uw familie hebt gevonden, kunt u bij het HCL en andere archieven in Nederland terecht om uw stamboomonderzoek te beginnen.

 

U moet zich realiseren dat veel van onze archieven alleen maar formele ambtelijke gegevens bevatten. Bij archiefdiensten kunt u door de privacybescherming namelijk geen gegevens krijgen over nog levende personen of over recente gebeurtenissen. In Nederland worden archieven pas na 20 jaar naar openbare archiefbewaarplaatsen overgebracht. Dat betekent nog niet dat ze dan ook automatisch openbaar zijn. Zoals o.a. hierboven aangegeven de openbaarheidsbeperkingen op de akten van de burgerlijke stand.

 

Behalve op privacyregels stuit u in uw onderzoek ook op de gevolgen van de gemeentelijke herindelingen in Limburg in de 19e en 20e eeuw. Maar geen nood, want er bestaan goede overzichten van alle Limburgse gemeenten en de herindelingen of annexaties.

 

Onderzoek in de periode 1798 tot omstreeks 1930

Om onderzoek in de negentiende en twintigste eeuw te doen, zijn de registers van de Burgerlijke Stand het meest van belang. Doordat het grondgebied van de provincie Limburg van 1795 tot 1815 deel uitmaakte van Frankrijk, begint hier de moderne overheidsadministratie veel eerder dan in de rest van Nederland. Zo werd al op 4 juli 1796 de eerste akte van de Burgerlijke Stand opgemaakt door de agent municipal van Margraten. Dat is de oudste akte van de burgerlijke stand in heel Nederland. Vanaf de Franse Tijd en de invoering van de Burgerlijke Stand (1796 in zuidelijk Limburg, 1802 in noordelijk Limburg) zijn er dus veel archiefbronnen[1]. Veel bronnen zijn gedigitaliseerd of op naam toegankelijk.

 

De belangrijkste akte is de huwelijksakte. In de huwelijksakte wordt zowel de bruid als de bruidegom uitvoerig omschreven. Hun voornamen, achternaam, geboorteplaats, geboortedatum en beroep worden erin vermeld. Daarnaast worden ook hun ouders met voor- en achternaam in de huwelijksakte genoemd. Om een generatie terug te kunnen gaan, moeten de huwelijken en de bijbehorende akten van de ouders van bruid en bruidegom worden gevonden. Dit kan op twee manieren. 

 

De eerste manier is vrij gemakkelijk. De meeste gegevens uit de huwelijksakten van de Burgerlijke Stand zijn in de afgelopen jaren in databases geplaatst. Deze databases zijn meestal via internet te raadplegen. Ze bieden het grote voordeel dat de zoektocht niet wordt gehinderd door gemeentegrenzen, provinciegrenzen of tijdvakken. Een groot aantal huwelijksakten (waaronder alle huwelijksakten van de provincie Limburg) zijn te vinden via WieWasWie. Het nadeel van deze database-methode is dat er in de indexen en databases wel eens fouten zitten. Het is daarom van belang dat de gevonden gegevens worden gecontroleerd aan de hand van de echte akte. Verder moet de onderzoeker er niet vanuit gaan dat “er geen huwelijk is gesloten” als er in de database niets is gevonden. Immers, de akte kan per ongeluk foutief zijn opgenomen of zelfs helemaal niet voorkomen in de database. Als er in de database geen gegevens worden gevonden moet de tweede zoekmethode worden gevolgd.

 

De tweede methode werkt met de 10-jarige tafels waarin alle huwelijksakten per gemeente zijn opgesomd. Begin bij de gemeente waar het huwelijk van de kinderen is gesloten. De ouders kunnen echter ook elders zijn getrouwd. Kijk dan eerst naar de gemeenten waar de kinderen zijn geboren. Als dat geen uitkomst biedt, zullen stelselmatig de 10-jarige tafels van verscheidende aangrenzende gemeenten nagekeken moeten worden. Niet alleen is de plaats een probleem, ook het huwelijksjaar is onbekend. Om te bepalen in welk tijdvak van 10 jaar gezocht moet worden, levert de leeftijd van de huwelijkskandidaten een belangrijke aanwijzing. Meestal is het huwelijk van de ouders gesloten vóór de geboorte van het eerste kind. Uit de huwelijksakte is echter niet op te maken of de bruid dan wel bruidegom eerste kind is, maar het geeft op z'n minst een richting waarin gezocht kan worden.

 

Gezinssamenstelling

De gezinssamenstelling kan gereconstrueerd worden aan de hand van de geboorteregisters en de bevolkingsregisters. Door de geboorteregisters stelselmatig na te lopen, kunnen per gezin vrij gemakkelijk alle kinderen worden gevonden. Nadeel van deze methode is dat er bij een verhuizing, de geboorte van kinderen natuurlijk in de nieuwe gemeente ingeschreven werden. In dat geval moeten er registers van andere gemeenten worden nagekeken. Overigens zijn er al heel wat gemeentes waarvan de geboorteakten in een online databases zijn geplaatst. Hierin kan men in meerdere gemeenten tegelijk zoeken, zodat het probleem van verhuizingen omzeild wordt.

 

Een andere methode om de gezinssamenstelling te vinden is via de bevolkingsregisters. In deze registers staat per adres wie er woonachtig was. Naast gezinsleden werden ook andere inwonende personen opgesomd zoals kostgangers, dienstboden of knechten. Het kwam ook voor dat er gezinsleden verhuisden om elders weer als kostganger, dienstbode of knecht te gaan wonen. Het bevolkingsregister laat dus geen exacte gezinssamenstelling zien, maar geeft wel een idee daarvan. Voordeel van de bevolkingsregistratie is dat als gezinsleden verhuizen, in de meeste gevallen, erbij wordt vermeld waar naar toe.

 

Onderzoek in de periode vóór 1798

De kerkregisters, en vooral de doop- en huwelijksregisters, vormen de belangrijkste bron voor genealogisch onderzoek in de periode vóór 1798. Vrijwel alle registers zijn voorzien van alfabetische indexen, die in sommige gevallen ook digitaal voorhanden zijn. Deze indexen, ook wel klappers genoemd, zijn destijds niet door de pastoor zelf gemaakt maar zijn veel tijd later tot stand gekomen. Hoewel de klappers een handig hulpmiddel lijken is het verstandig ze niet te gebruiken, omdat:

  • één achternaam op verschillend geschreven manieren in het registers kan voorkomen, ook al betreft het dezelfde familie of persoon
  • omdat klappers veel fouten en onvolkomenheden kennen

De klapper kan wel gebruikt worden om te bepalen of een familienaam in een bepaalde periode en parochie voorkomt. Staat een familienaam in de klapper vermeld, dan kun je met die kennis besluiten de registers stuk voor stuk door te nemen.

 

Soms gingen de parochianen naar de kerk van de buurparochie. Dat gebeurde als de grenzen van de parochie grillig waren waardoor de kerk van de eigen parochie verder weg lag dan die van de aangrenzende parochie. Vooral als een baby in de winter was geboren, koos men voor de dichtbij gelegen kerk. Daarom moeten niet alleen de registers van één parochie worden doorgenomen, maar ook de registers van de aangrenzende parochies. Om sterfdata van de ouders te achterhalen, zal men de begraafregisters van de pastoor moeten raadplegen.

 

Latijn en Paleografie

De kerkregisters zijn altijd in het Latijn opgesteld. De inschrijvingen zijn met een beetje basiskennis van het Latijn vrij snel te begrijpen, omdat er standaardformules werden gebruikt. Enkele online woordenlijsten Latijn zijn handig bij het lezen van de kerkregisters. Zie [2].

 

Naast het Latijn moet je er rekening mee houden dat het handschrift van de pastoor in de zeventiende en achtiende eeuw wezenlijk anders was dan tegenwoordig. Om de geschreven tekst te kunnen lezen is enige kennis van paleografie raadzaam.

 

In onze winkel is het boek ‘Oud schrift in Limburg’ te verkrijgen; een bloemlezing van oude handschriften (met bijbehorende transcripties) afkomstig van kloosters, ambachtsgilden, schepenbanken, notarissen, families, gemeenten en gewestelijke instellingen in Nederlands Limburg.


 

[1] In de oudste akten van de burgerlijke stand in Limburg komt u een 'vreemde' datering tegen. In de periode 1796-1805 werd in Limburg de Franse Republikeinse kalender gehanteerd. In de akten vindt u dus een afwijkende datum, die u met een omrekentabel weer kunt omzetten naar onze tegenwoordige kalender.

[2] Zie bijvoorbeeld deze pagina

 

In sommige archiefstukken staan dateringen die zo uit een sprookjesboek zouden kunnen komen. Zoals 22 vendemiaire jaar 5 of Sint Jansavond 1473.

 

Het is mogelijk om deze datum om te rekenen naar onze huidige kalender. Zo is 22 vendemiaire jaar 5 omgerekend 13 oktober 1796 en staat Sint Jansavond 1473 voor 4 juli 1473. Dit is een voorbeeld van chronologie, een hulpwetenschap die zich bezighoudt met tijdberekeningen en tijdmetingen. In het verleden zijn er veel soorten kalenders geweest. Vele daarvan zal u in geen enkel Nederlands archiefstuk tegenkomen, maar een aantal daarentegen juist wel. Onderstaand een aantal kalendervormen die u wel tegen kunt komen.

 

De Franse kalender

In de periode rond 1800 wilden de revolutionaire Fransen volledig breken met het verleden en daarmee ook met de invloed van de kerk op het dagelijkse leven. Zodoende werd door de Fransen getracht een revolutionaire nieuwe kalender in te voeren die volledig brak met de tradities van de Katholieke Kerk.

 

Een jaar begon op 22 september en bestond uit 12 maanden. De namen waren volledig verzonnen, maar wel poëtisch. Een week kende 10 dagen en in één maand gingen dus 3 weken. De 5 overgebleven dagen in een jaar werden omgevormd tot zogenaamde “Jours Complementaire”. De praktische problemen van deze republikeinse kalender bleken wel erg groot en daarom werd op 1 januari 1806 de oude (huidige) kalender opnieuw ingevoerd. Maar we komen de dateringen wel nog tegen op archiefstukken uit die periode.

 

De Juliaanse en Gregoriaanse kalender

De meeste kalenders zijn gebaseerd op de omloop van de aarde rond de zon. Vroeger dacht men uiteraard andersom. De zon draaide om de aarde, maar dat maakt voor de berekeningswijze niet veel uit.

 

Eén jaar is de tijd die de aarde nodig heeft om precies één ronde rond de zon te draaien. Sinds 44 voor Christus was een kalender volgens dit principe in gebruik. Deze noemen we de Juliaanse kalender. Deze kalender was weer afkomstig van een kalender gebaseerd op de omloop van de maan waarin alle maanden exact 28 dagen hadden. Aan de meeste maanden, met uitzondering van februari werden twee of drie dagen toegevoegd en om elke vier jaar werd een schrikkeljaar ingevoerd. Er werd een 29e dag aan februari toegevoegd.

 

Na geruime tijd bleek echter dat deze kalender niet nauwkeurig genoeg was. De omloop van de zon duurde ongeveer 1 kwartier langer dan het jaar duurde. Door deze onnauwkeurigheid kwam de (meteorologische) lente steeds later in het jaar te liggen. Een correctie was hard nodig. Zonder correctie zouden bijvoorbeeld de boeren te laat hun gewassen zaaien. Zij baseerden zich immers op de kalender.

 

Om de zaak weer in de pas te laten lopen, regelde men twee zaken. Ten eerste moest het kwartier per jaar worden gecompenseerd, dit deed men door het schrikkeljaar, dat ééns in de vier jaar valt te laten vervallen in het jaar van een eeuwwisseling (zoals 1600, 1700 etcetera). Daarnaast moest de achterstand worden ingehaald. Dat deed men door gewoonweg 10 dagen te laten vervallen. De Paus besloot dat in de avond van 5 oktober 1582, om klokslag 12 uur, het ineens 15 oktober was.

 

Deze kalender, die we tot op de dag van vandaag nog gebruiken, noemen we de Gregoriaanse kalender omdat hij werd ingevoerd onder het bewind van Paus Gregorius.

 

Echter de invoering van deze Gregoriaanse kalender ging niet overal tegelijkertijd in, omdat veel landen zich niets aantrokken van de Paus. In de Republiek (Nederland), gingen alleen de zuidelijke gewesten, Holland en Zeeland meteen over. De rest van de gewesten gingen pas over in 1700. Zo ging bijvoorbeeld Engeland in 1752, Rusland in 1918 en Griekenland pas in 1923 over op deze kalender. De Grieks-orthodoxe kerk hanteert tot op de dag van vandaag nog steeds de Juliaanse kalender en daarom vieren zij kerstavond op 13 januari. Vandaar dat het eerder genoemde Sint Jansavond 1473 (Juliaanse kalender) niet 24 juni is, maar 4 juli (omgerekend naar de Gregoriaanse kalender).

 

De heiligenkalender

Veel vroege teksten zijn gedateerd aan de hand van de heiligendagen. Een aantal daarvan is waarschijnlijk nog wel bekend zoals Maria-Lichtmis (2 februari), Valentijnsdag (14 februari), Maria-ten-hemel-opneming (15 augustus), Allerheiligen en Allerzielen (respectievelijk 1 en 2 november) en Kerstavond (24 december). Het gebruik van het woord avond heeft overigens niets te maken met wat wij tegenwoordig verstaan onder avond.  Het begrip avond staat in deze context als aanduiding voor “de dag ervoor”. Sint Nicolaas is jarig op 6 december. De aanduiding Sint Nicolaas avond betekent dus “de dag voor Sint Nicolaas dag”. 5 december dus. We vieren Sinterklaas eigenlijk op de verkeerde dag!

 

Paasstijl, Kerststijl of Nieuwjaarsstijl

Een jaar begon eeuwen geleden niet altijd met 1 januari. Afhankelijk van de streek begon een nieuw jaar op 25 december, op 1 januari, op 25 maart of met Pasen. De verandering van jaar op 25 december (van 24 december 1239 naar 25 december 1240) noemen we de kerststijl. De verandering van jaar op 1 januari noemen we de nieuwjaarstijl. De verandering van jaar op 25 maart, 9 maanden voor de geboorte van Christus, noemen we de Boodschapsstijl. De verandering van jaar met Pasen, waarbij het nieuwe jaar aanbrak op paaszaterdag, noemen we de Paasstijl.

 

Elke stad of regio hield meestal één bepaalde stijl aan, maar deze kon wel sterk variëren van stad tot stad. Voorbeeld: Wat is de daadwerkelijk datum van een bepaalde brief of akte waarop 23 maart 1553 als datum staat vermeld. Dit hangt dus af van de stijl die gehanteerd werd in de stad waar de brief was geschreven.

 

In het geval van een boodsschapsstijl is het feitelijke 27 februari 1554. Werd in de stad Paasstijl gehanteerd dan is het afhankelijk wanneer Pasen viel in 1553. Viel dit op 22 of 23 maart, dan dateert de brief inderdaad van 23 maart 1553. Viel Pasen dat jaar later, dan is de datering 23 maart 1554.

 

Al deze stijlen worden gedurende de 16e eeuw vrijwel overal vervangen door de huidige standaard, de nieuwjaarsstijl.

 

Omrekenen

Waarom rekenen we nu al deze kalenders om naar de nieuwjaarsstijl van de Gregoriaanse kalender? Dit gebeurt zodat we gebeurtenissen met elkaar kunnen vergelijken. Geschiedenis is geen opsomming van losstaande feiten die in het verleden hebben gespeeld. Het gaat om het verband dat er bestaat tussen verschillende gebeurtenissen die van invloed zijn op elkaar.

 

Voorbeeld: Uit Nederlandse archiefbronnen blijkt dat Stadhouder Willem III op 11 november 1688 wegging uit Holland om aldaar de koningstitel te aanvaarden. Uit Engelse bronnen blijkt dat hij aldaar op 5 november aankwam en werd ingehuldigd. Alleen met kennis van het feit dat de Gregoriaanse kalender in de Republiek werd gehanteerd en dat de Juliaanse kalender in Engeland werd gebruikt, valt dit te verklaren en uit te rekenen dat Willem III er 5 dagen over deed om van de Republiek naar Engeland te reizen.

 

Dus om gebeurtenissen uit het verleden met elkaar in verband te kunnen brengen, is het noodzakelijk om één ijkpunt te hebben. Dat ijkpunt is de Gregoriaanse kalender. Alle oudere data worden omgerekend naar deze kalender, zodat de afzonderlijke gebeurtenissen qua chronologie in verhouding tot elkaar komen te staan.

 

Bij het omrekenen van de verschillende kalenders en stijlen wordt meestal het “Taschenbuch der Zeitrechnung” van Hermann Grotefend gebruikt, deze en andere publicaties met betrekking tot chronologie zijn ter inzage aan te vragen in onze studiezaal. Op internet zijn ook hulpmiddelen te vinden voor het omrekenen. Meer informatie over chronologie in de Nederlanden is ook te vinden op de website van Stichting Geneaknowhow.

 

burgerlijke stand

De Burgerlijke Stand werd in Limburg rond 1796 ingevoerd. De rest van Nederland volgde pas 15 jaar later, in 1811. Alle kerkregisters (ook wel DTB-registers) werden door de rijksoverheid geconfisqueerd en gebruikt als controlemiddel bij de aangifte van geboorte en overlijden en bij het sluiten van huwelijken. In het beginjaren werden er nogal wat fouten gemaakt, mede door een gebrekkige administratie in deze kerkregisters. De overgangsperiode van de kerkregisters naar de Burgerlijke Stand is een tijdvak waarin de genealoog dus goed op zijn hoede moet zijn.

 

Van 1796 tot 1816 werden de akten voor het grootste deel in het Frans geschreven, de officiële ambtelijke taal. Na deze periode worden de akten in het Nederlands opgemaakt. Daarnaast werd er vanaf het begin van de Burgerlijke Stand de Republikeinse kalender gehanteerd die om praktische redenen op 1 januari 1806 weer afgeschaft werd.

 
In deze registers werden dus (veelal) per jaar akten bijgehouden van geboorten, huwelijken en overlijden. Soms in een boek samen en soms (afhankelijk van de grootte van de gemeente) in aparte boeken voor specifiek geboorte, huwelijken of overlijdens. Deze registers hebben achterin per jaar een alfabetische index op naam.

 
10-jarige tafels zijn alfabetische lijsten die om de tien jaar door de ambtenaar van de Burgerlijke Stand opgemaakt werden. In de lijsten werden de namen opgenomen van alle personen van wie in de afgelopen tien jaar een geboorte, huwelijks- of overlijdensakte opgemaakt was. Achter de naam staat dan het jaar of de datum vermeld waarin de bepaalde akte opgemaakt was. De wijze van alfabetisering wil, zeker in de beginperiode van de Burgerlijke Stand, nog wel eens verschillen. Zo worden voorvoegsels soms wél en soms niet meegenomen in de alfabetisering (De Wit soms bij de D soms bij de W). Doodgeboren kinderen worden soms opgenomen onder de L (van Levenloos) en soms bij de achternaam van de vader of achteraan in de lijst. De datering in de lijsten van de geboorte- en overlijdensakten is de datum waarop de aangifte heeft plaatsgevonden en is dus niet de dag waarop de persoon in kwestie is geboren of overleden.

 

openbaarheidsbeperkingen burgerlijke stand

Archieven van de overheid zijn in principe openbaar. Er kunnen echter redenen zijn om die openbaarheid tijdelijk te beperken. Dit is geregeld in de wet (lees hier meer over deze wetgeving). Dit geldt bijvoorbeeld voor de archieven van de burgerlijke stand. Zo zijn:

  • Geboorteakten jonger dan 100 jaar niet openbaar;
  • Huwelijksakten en huwelijkse bijlagen jonger dan 75 jaar niet openbaar;
  • Overlijdensakten jonger dan 50 jaar niet openbaar. 

N.B.: Wanneer u niet-openbare archiefstukken wilt inzien, kunt bij onze rijksarchivaris of gemeentearchivaris een aanvraag tot raadpleging van niet-openbaar archief indienen door dit ontheffingsformulier in te vullen.

 

Bevolkingsregisters en gezinskaarten

De bevolkingsregistratie is ingesteld op 1 januari 1850. Per adres werd bijgehouden wie er woonachtig was. Het geeft niet alleen de situatie weer van het gezin in familieverband, maar ook inwonende dienstbodes of knechten komen voor in de registers. Per adres staan namen en voornamen van de inwoners, het geslacht, de geboorteplaats en geboortedatum, de religie, burgerlijke staat, beroep en de datum van eventuele verhuizingen binnen de gemeenten, maar ook van en naar andere gemeenten vermeld. Als gegevens veranderden, door bijvoorbeeld verhuizing van leden of het gehele gezin, werden deze gegevens gewoon doorgestreept en werden er eventuele nieuwe gegevens aan toegevoegd. Naarmate de gemeenten groter werden, was deze manier van administratie nauwelijks meer te hanteren en werd dan ook vanaf 1920 vervangen door het systeem van gezinskaarten. Hierop werd dus niet meer per adres maar per gezin bijgehouden waar men woonachtig was. De soort gegevens bleven overigens hetzelfde. Het systeem van gezinskaarten werd tot 1940 bijgehouden. De bevolkingsregisters en gezinskaarten werden in enkelvoud opgemaakt en beheerd door de gemeentelijke archiefinstellingen.

 

Hierna werd het systeem van persoonskaarten ingevoerd. Deze per persoon aangelegde kaarten worden na overlijden uiteindelijk overgedragen aan het CBG. De persoonskaarten zijn in 1994 vervangen door het GBA, De Gemeentelijke Basis Administratie. Deze is in 2014 weer opgegaan in de Basisregistratie Personen (BRP). 

 

Gevolgen van nieuwe privacyregels

Vanaf 25 mei 2018 gelden nieuwe regels voor de bescherming van privacy (AVG) die ervoor zorgen dat ook het RHCL zijn privacybeleid heeft moeten wijzigen. Gezinskaarten vanaf 1920 zijn in verband met de nieuwe wetgeving dan ook niet meer zonder toestemming van de gemeentearchivaris of rijksarchivaris in te zien.

N.B.: Wanneer u niet-openbare archiefstukken wilt inzien, kunt bij onze rijksarchivaris of gemeentearchivaris een aanvraag tot raadpleging van niet-openbaar archief indienen door dit ontheffingsformulier in te vullen.

 

DTB-registers

De DTB-registers, dat voor Doop-, Trouw-, en Begraafregisters staat, zijn voor genealogen in de periode voor 1798, de belangrijkste bron voor genealogisch onderzoek. Het opschrijven van huwelijken en dopen in registers werd in het het concilie van Trente (1545-1563) verplicht gesteld. De reden hiervan was om verboden huwelijken te voorkomen en te bestrijden. Verboden huwelijken waren huwelijken tussen familieleden onderling en tussen reeds gehuwden. Al in 1215 werd getracht het verbod op deze huwelijken na te leven door de instelling van de drie roepen in de kerk. Er werd dan op drie achtereenvolgende zondagen in de kerk door de pastoor bekendgemaakt dat de twee verloofden van plan waren om te trouwen. Op deze manier konden clandestiene huwelijken, zeker in kleinere gemeenschappen, voorkomen worden. Maar doordat gemeenschappen steeds groter werden en doordat mensen steeds mobieler werden, was dit systeem van de drie roepen niet meer voldoende. Een goede administratie moest uitkomst bieden. De pastoor moest daarom een register aanleggen waarin de namen van bruid en bruidegom, de huwelijksdatum en de namen van de getuigen werden vermeld. 

 

Naast de huwelijksregisters moesten de pastoors ook doopregisters aanleggen. Dit was om huwelijken, waarin sprake was van bloedverwantschap, te voorkomen.
 
Om toch te kunnen trouwen binnen een familieband kon dispensatie (ontheffing) worden aangevraagd. Hoe nauwer de familieverband was hoe moeilijker het was om deze huwelijksdispensatie te krijgen. Een bisschop kon toestemming geven voor een huwelijk tussen achterneef en achternicht terwijl een pauselijke dispensatie nodig was voor een huwelijk tussen volle neef en nicht. Naast deze bloedverwantschappen was het ook niet toegestaan om binnen de banden van geestelijke verwantschap te trouwen. Geestelijke verwantschap was een verwantschap die ontstaat bij de doop tussen alle aanwezigen bij die doop; getuigen, dopeling en ouders. Alhoewel de doop- en trouwregisters vanaf 1563 dus verplicht waren, duurde het in de meeste parochies nog vele jaren voordat dat ook daadwerkelijk gebeurde.  Als vuistregel kan echter genomen worden dat de meeste parochies in het begin van de 17e eeuw dopen en huwelijken inschreven in de registers.

 

Overlijdensregisters waren niet door het concilie van Trente verplicht gesteld. Zij werden door de pastoor in de meeste gevallen wel bijgehouden, maar vanuit een financieel oogpunt. Het begraafregister was dan ook eigenlijk een kasboek waarin werd bijgehouden wie betaald had voor zijn uitvaart en de daarbij behorende diensten. De begraafregisters beginnen in de meeste parochies dan ook later dan de verplicht gestelde doop- en trouwregisters. 

 

De DTB registers voor de Hervormde Kerk werden door de synode van Dordrecht in 1574 verplicht gesteld. De registers zijn qua opzet, indeling en gebruik nagenoeg hetzelfde.

 

Migratie

Ook vroeger kwam emigratie geregeld voor. Het kan dus goed zijn dat je tijdens je genalogisch onderzoek op een gegeven moment op een voorouder stuit die naar het buitenland is vertrokken. Het CBG heeft een handige zoekhulp opgesteld voor geëmigreerde familieleden.

 

Specifiek voor Limburg is er daarnaast een lijst opgesteld van Limburgers die in de periode 1851-1877 vertrokken zijn. In deze spreadsheet vind je naast de naam van de emigrant ook de leeftijd, gemeente van vertrek, plaats van bestemming, het beroep, de burgerlijke staat en het aantal kinderen.

 

Voor eenieder die serieus verder wil met stamboomonderzoek is er voor de provincie Limburg een aparte handleiding geschreven. In 2005 is daarvan de derde, herziene en uitgebreide druk verschenen. In de handleiding komen de specifieke mogelijkheden en moeilijkheden bij stamonderzoek in Limburg aan de orde. De auteur heeft het boek geschreven op basis van ervaringen met eigen stamboomonderzoek. De handleiding is ook ontstaan vanuit vragen in de studiezaal en cursussen, lezingen en activiteiten in genealogische verenigingen.

 

De volledige titel van het boek is: Régis de la Haye, Limburgse voorouders. Handleiding voor genealogisch onderzoek in Limburg (2005).

 

Een andere handleiding is geschreven door J. Crott en J. Hoen (bew.): Familienamen in Limburg. Onze naam: hoe komen we eraan en wat betekent hij? uitgegeven door Stichting Limburgs Genealogisch Archief in Geleen (1995). De auteurs behandelen de herkomst en betekenis van Limburgse familienamen. Zo leert u bijvoorbeeld dat de familienaam Vossen niets te maken heeft met het gelijknamige dier, maar met Sint Servaas. Ook dit boek kunt u bestellen bij het RHCL.

 

Behalve in de handleidingen voor Limburg, vindt u ook nuttige tips en aanwijzingen in landelijke handleidingen voor stamboomonderzoek. Wie begint met genealogie kan zijn licht opsteken bij:

  • Voor Nederland: Rob van Drie, Stamboomonderzoek voor beginners.(Den Haag 2003).
  • Voor België: Henri Vanoppen, De stamboom en geschiedenis van een familie (Aartselaar 2001)

 

Online uitleg en stappenplannen

Veel archiefinstellingen (waaronder ook de onze) geven op hun websites nader tekst, uitleg en tips voor het starten en doen van stamboomonderzoek, gebaseerd op hun eigen bronnen. Wij lichten er hier een paar uit, maar er zijn er nog veel meer te vinden voor een ieder die daar wat moeite voor doet. Het zal aan een persoonlijke voorkeur liggen welke u het prettigst vindt.

 

Heel wat genealogen gaan in het begin van hun onderzoek naarstig op zoek naar een familiewapen. Hierbij wordt nogal eens de verkeerde weg bewandeld: u grijpt snel naar een wapenboek en vindt daar warempel een wapen van een gelijknamige familie. Het is echter de vraag of dit inderdaad dezelfde familie is.

 

Pas na een gedegen genealogisch onderzoek kan blijken of de door u onderzochte familie een wapen voerde. Dat vindt u op grafzerken, rouwborden, zegelstempels, lakzegels, schilderijen, glas-in-loodramen, ex-libris, keukengerei, meubels, schutterszilver, etc.. Dan is het nog de vraag of u inderdaad behoort tot de familie die dit wapen droeg. Verder moet nagegaan worden of de betreffende familie het wapen rechtmatig droeg. Het wapen kan overgenomen zijn van een andere, gelijknamige familie. Wordt aan al deze voorwaarden voldaan, dan kunt u het inderdaad als uw historisch familiewapen beschouwen.

 

U mag beslist geen te hoge verwachtingen hebben bij deze ‘wapenwedloop’. Veel families voerden nu eenmaal geen wapen, gewoonweg omdat ze het nergens voor nodig hadden. En zelfs binnen families die een wapen hadden, werd het zeker niet door iedereen gebruikt. Het werd vaak alleen gebezigd door familieleden die het ambtshalve nodig hadden voor het bezegelen van officiële stukken (notarissen, pastoors, schepenen) of voor decoratieve doeleinden. Zo kan het gebeuren dat een wapen in één tak van de familie getrouw overgeleverd werd en dat het in een andere tak vergeten werd.

 

Wel is het zo dat Limburg, met de Zuidelijke Nederlanden en bijvoorbeeld Zwitserland, behoort tot het midden-Europese gebied waar de familieheraldiek altijd vrij is geweest en zich altijd vrij heeft kunnen ontplooien. Er is altijd vrijheid geweest om een familiewapen te kiezen of te ontwerpen en dan te voeren. In landen als Engeland en Frankrijk heeft de overheid het voeren van familiewapens tot zich getrokken en het beschouwd als een bron van inkomsten. In die landen is de familieheraldiek in een vroeg stadium van haar vrijheid beroofd en heeft zich dus niet kunnen ontplooien. De kans dat u in Limburg uitkomt op een familie met een wapen is dus veel groter dan in Noord-Nederland.

 

Eigen familiewapen

Blijkt uit genealogisch onderzoek dat een familie nooit een wapen bezat, dan kunt u er natuurlijk één (laten) ontwerpen. In Nederland zijn slechts de overheids- en de adellijke heraldiek wettelijk beschermd. Dus wapens van adellijke families en van publiekrechtelijke lichamen zoals provincies, gemeenten, waterschappen. Deze worden verleend bij Koninklijk Besluit en geregistreerd door de Hoge Raad van Adel. Familieheraldiek daarentegen is niet wettelijk geregeld: iedereen is vrij een wapen aan te nemen. De fatsoensnormen vereisen weliswaar dat men niet een wapen voert wanneer men niet van de betreffende familie afstamt, maar strafbaar is het niet.

 

Wanneer u weet tot welke bevolkings- of beroepsgroepen uw familieleden behoorden, kan dat uw onderzoek snel verder helpen. Voor bepaalde groepen bestaan uitgebreide naamlijsten. Andere vereisen een specifieke methode van onderzoek.

 

Emigranten

Met name in de 19e eeuw zijn veel Limburgers, vooral van de armere gronden van Midden- en Noord-Limburg, naar de Nieuwe Wereld getrokken. Er bestaan veel publicaties met naamlijsten. Er is ook een interessante particuliere website over Limburgse landverhuizers - www.limburgemigrant.nl - die in de jaren 1860-1870 hun geboortegrond verlieten. Daarin vindt u onder meer uitgebreide passagierslijsten van de schepen waarmee zij naar hun nieuwe land vertrokken.

 

Zoekt u emigranten die via Ellis Island de Verenigde Staten van Amerika binnenkwamen? Kijkt u dan eens op de website van het Ellis Island Immigration Museum.

 

Joodse families

Onderzoek naar Joodse families vóór 1800 is zeer moeilijk. De meeste families hadden namelijk nog geen achternaam. Pas in 1808 en nog eens in 1825 werden Joodse families verplicht een familienaam aan te nemen. Daar bestaan natuurlijk wel naamlijsten van. Er is zelfs een speciale handleiding voor Joodse genealogie: T. Spaans-van der Bijl, Handleiding joodse genealogie. Handleiding voor joods-genealogisch onderzoek in Nederland (Baarn 1997).

 

Maasschippers, trekarbeiders, mijnwerkers & gastarbeiders

De "Teuten" waren trekarbeiders uit Midden-Limburg en de Kempen, rondtrekkende vaklui en kooplieden, die door meerdere landen van Europa trokken. Uit Zuid-Limburg vertrokken in de 18e eeuw verkopers van producten van huisnijverheid. En voornamelijk uit Zuid-Limburg gingen "brikkenbakkers" werken in Duitsland. Ze bleven ook wel eens hangen in het buitenland, aan de haak geslagen door een plaatselijke schone.

 

Eén van de meest mobiele beroepen uit vroeger tijden was ongetwijfeld dat van Maasschipper. Er bestond met name in de zestiende en de zeventiende eeuw een zeer drukke vaart op de Maas. Maasschippers waren geen kleine beurtschippers, maar kooplieden. Men vindt ze terug in alle plaatsen langs de Maas. Raakt men bij genealogisch onderzoek een Maasschipper kwijt in Eijsden, dan kan men hem wellicht terugvinden in Dordrecht of in Nijmegen.

 

De opkomst van de kolenmijnen in Zuid-Limburg trok grote massa's gastarbeiders aan. Polen, Duitsers, Roemenen en Tsjechen kwamen in de mijnen werken, vestigden zich blijvend in Zuid-Limburg, trouwden er, en integreerden volledig. Uiteraard werden deze mijnwerkers ook genaturaliseerd. Naturalisaties worden verleend bij wet: deze wetten vindt men onder andere in Luttenberg's Chronologische Verzameling van wetten, besluiten en arresten.

 

Bokkenrijders en militairen

De benden van de "Bokkerijders" hebben nooit bestaan, maar ze hebben wel tot de verbeelding gesproken. Praktisch allen waren dus onschuldig. Er bestaan in de literatuur uitgebreid naamlijsten van zogenaamde "Bokkerijders"

 

Genealogisch onderzoek naar families van militairen is één van de moeilijkste opgaven. Het is de moeilijkste beroepsgroep. Soldaten gingen met hun familie van de ene naar de andere militaire vestingplaats (Bergen op Zoom, Namen, Maastricht, Venlo, Nijmegen, Breda). Ze zijn dus moeilijk te volgen. Bovendien zijn ze kampioenen in het verwekken van onwettig nageslacht. In de burgerboeken, de notariële archieven en de overdrachtsregisters zal men ze nauwelijks vinden: ze behoorden tot de laagste klassen in de samenleving.

 

Als u bezig bent met stamboomonderzoek, kan een lidmaatschap van een genealogische vereniging handig zijn. Welke vereniging het beste bij u past, hangt af van het soort onderzoek en de geografische spreiding van de familie die u onderzoekt. Er zijn in Limburg twee genealogische verenigingen, die elk een tijdschrift uitgeven:

Daarnaast zijn in Limburg twee stichtingen die genealogische bronnen beheren en via publicaties bekend maken.

  • AEZEL, ook bekend als Limburg TimeMachine, wil erfgoedinformatie van mens en goed digitaliseren en laagdrempelig én authentiek visualiseren en beschikbaar stellen aan een groot publiek. Kijk op de website van AEZEL voor meer informatie.
  • Stichting Edmond Delhougne (Roermond). Deze particuliere stichting is vooral van belang vanwege haar publicaties. Het is geen genealogische vereniging in de gebruikelijke zin van het woord.

In Limburg zijn zeer veel plaatselijke heemkunde- of historische verenigingen, die vaak een uitvoerige documentatie opgebouwd hebben. Contact met een dergelijke vereniging is voor genealogen vaak zeer nuttig, omdat veel heemkundeverenigingen een genealogische werkgroep hebben. Sommige geven zelfs een eigen tijdschrift uit. Een lijst van plaatselijke historische verenigingen is beschikbaar op de website van het Steunpunt archeologie en monumentenzorg Limburg.

 

Verder zijn er natuurlijk op internet en ook op landelijk niveau nog vele andere verenigingen en gebruikersgroepen te vinden (meer info op Genwiki).

 

Tegenwoordig kun je vanuit je eigen huis ook al een hoop genealogisch onderzoek doen. Dat kan handig zijn, al vinden we het nog steeds gezellig als je naar de studiezaal komt. Veel van onze genealogische bronnen zijn namelijk gedigitaliseerd en toegankelijk via onze website of archieven.nl en/of ingevoerd in andere, overkoepelende websites. Omdat zulke websites meerdere regio´s omvatten worden soms verbanden duidelijk en links gelegd die binnen de regio van één archiefinstelling niet zouden opvallen.

 

WieWasWie neemt de gegevens (metadata) over zoals ze worden aangedragen door de deelnemende archiefinstellingen zelf. De vrijwilligers van FamilySearch voegen zelf soms informatie toe. die toegevoegde informatie is soms van twijfelachtige kwaliteit. Het is daarom verstandig om deze zelf nog even te verifiëren aan de hand van de scans of bij de betreffende (archief)instellingen.

 

AEZEL

AEZEL is de grootste genealogische en kadastrale databank voor online stamboomonderzoek en onderzoek naar de geografische historie in de Nederlandse provincie Limburg, samengesteld door vrijwilligers in samenwerking met heemkundeverenigingen en archieven. 

 

Op deze pagina vind je meer uitleg over AEZEL.

 

WieWasWie

WieWasWie is eigendom van het CBG en kan worden gezien als de vervanger van de bekende voormalige databases voor stamboomonderzoek Genlias en Digitale Stamboom. Het CBG is het landelijke expertise én informatiecentrum voor onderzoek naar familiegeschiedenis. WieWasWie wil genealogie en historisch persoonsonderzoek voor een zo breed mogelijk publiek toegankelijk maken. De kracht van WieWasWie zit vooral in het enorme aanbod van verschillende soorten historische documenten, met nadruk op de bekende genalogische basisbronnen, en de brede nationale dekking. WieWasWie werkt daartoe samen met een groot aantal Nederlandse archiefinstellingen.

 

Binnen WieWasWie ligt de nadruk op het verzamelen van indexgegevens en transcripties. Waar mogelijk worden daar links naar scans aan toegevoegd. Van Limburg is met name de Burgerlijke Stand in WieWasWie te vinden.

 

FamilySearch

FamilySearch is een genealogische organisatie die gevestigd is in Salt Lake City. Deze organisatie is opgezet door de Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen, waarvan de aanhangers ook wel mormonen worden genoemd. Deze kerk is pas in de 19e eeuw ontstaan. De mormonen geloven dat mensen alleen in de hemel kunnen komen wanneer ze volgens mormoonse traditie gedoopt zijn. Hen is er veel aan gelegen om hun voorouders alsnog te kunnen dopen. Hiervoor moeten zij echter wel familiebanden aan kunnen tonen. Dat is de reden waarom zij zoveel waarde hechten aan genealogie en veel investeren in het verzamelen van kopieën van genealogische bronnen.

 

Bij FamilySearch ligt de nadruk op het verzamelen van scans van genealogische bronnen. Waar mogelijk worden daar transcripties aan toegevoegd, soms van twijfelachtige kwaliteit. Wanneer dit niet het geval is komt enige ervaring met het lezen van oud schrift goed van pas.

 

Op de website van FamilySearch kun je gratis een account aanmaken, waarmee je toegang krijgt tot de akten van de Burgerlijke Stand en de Doop-, Trouw- en Begraafregisters van de parochies in Limburg.

  • Voor de akten van de Burgerlijke Stand gaat u vanaf deze pagina via 'Continental Europe' naar 'Netherlands' en 'Limburg Province, Civil registration'. Dan klikken op “Browse through…”. U krijgt vervolgens een lijst met Limburgse plaatsnamen te zien. Klik op de gewenste naam en dan ziet u een overzicht van de diverse registers. Door erop te klikken worden de afbeeldingen van de akten getoond.
  • Voor de parochieregisters gaat u vanaf deze pagina via 'Continental Europe' naar 'Netherlands' en 'Limburg Province' naar 'Netherlands, Limburg Parish Register Transcripts, 1562-1822'. Dan klikken op “Browse through…”. U krijgt zo de klappers (indexen) te zien. Hierin kunt u de precieze data opzoeken. Vervolgens kunt u de registers vinden bij: Netherlands, Limburg Province, Church Records, 1542-1910.

Het gaat hierbij om scans van rolfilms die in de jaren '60 en '70 op microfilm zijn gezet. De kwaliteit van de scans kan daardoor tegenvallen.

 

Klik hier voor een overzicht van alle Nederlandse genealogische bronnen op de website van FamilySearch.

 

OpenArchieven

De scans van FamilySearch zijn deels ontsloten via OpenArchieven. Op deze (Nederlandse) website is door middel van een technolgische koppeling verband gelegd tussen de data (de scans) van FamilySearch en de indexen die OpenArchieven van het RHCL heeft gekregen. Op deze pagina wordt door middel van een aantal video's uitgelegd hoe je met de website van OpenArchieven aan de slag kunt gaan.

Uitgelicht